logo Historische Vereniging Schiedam
> Startpagina > De Geschiedenis van Schiedam

Stedelijke ontwikkeling



De ruimtelijke ontwikkeling van Schiedam tot 1945

De geschiedenis van het ontstaan en de ruimtelijke ontwikkeling van de stad begint niet met Vrouwe Aleida van Henegouwen, die in 1275 aan Schiedam stadsrechten verleent, maar met de edelman Dirk Bokel, die een paar decennia eerder een poldertje aanlegt dat nu begrensd zou worden door de Hoogstraat, de Boterstraat en de Singel. In 1258 koopt Aleida dit poldertje, waarna ze aan de rand daarvan haar "woning ter Nuwer Scie" bouwt.

Al eerder is, om overstromingen tegen te gaan, in de monding van de Schie een dam aangelegd, waardoor schepen niet meer landinwaarts kunnen varen. Goederen worden via de dam overgeslagen naar schepen aan de landzijde. Deze bedrijvigheid leidt tot een nederzetting van kooplieden, schippers en pakhuizen aan de voet van de dijk, de huidige Hoogstraat; dit alles voordat Aleida zich gaat bemoeien met Schiedam. In de dam ligt een spuisluis en rond 1325 wordt een overtoom met windas gebouwd, waarmee schepen over de dam worden getrokken. In 1339 komt een schutsluis gereed; de Schie wordt bij die gelegenheid wat omgelegd waar nu de Oude Sluisstraat is.

Hoewel nu grotere schepen landinwaarts kunnen varen, profiteert Schiedam weinig van zijn aanvankelijke monopoliepositie in de noord-zuid verbinding. In 1345 krijgt Rotterdam een korte verbinding van de Schie naar de Nieuwe Maas en in 1390 krijgt ook Delft een eigen verbinding met deze rivier via Delfshaven. Deze concurrentie van nabuursteden en diverse oorlogen luiden voor Schiedam een periode van twee eeuwen malaise in.

Een voortdurend probleem is bovendien het dichtslibben van de Schiemonding in de Maas, waardoor de afstand tot de rivier steeds groter wordt en opeenvolgende doorgravingen noodzakelijk worden: in 1395 de Lange Haven tot aan de Bakkershaven, daarna de Buitenhaven en de Voorhaven. Deze ontwikkeling is te zien op de bekende kaart van Jacob van Deventer, weliswaar van latere datum - rond 1550- maar het is aannemelijk dat hierin in de 15e eeuw weinig veranderd is. Op deze kaart is ook te zien dat ondanks deze uitbreiding van de Schie- oevers de stedelijke bebouwing beperkt blijft tot het oude centrum. Ook als in 1614 met het graven van de Nieuwe Haven het Hoofd beter verbonden wordt met de stad, leidt dit niet tot veel meer bebouwing langs de oevers dan de aanleg van Het Nieuwe Werck. In 1572 zijn de grotendeels onbebouwde kloostergronden binnen de veste geseculariseerd, waardoor aldaar geruime tijd voldoende bouwterrein voor particulieren beschikbaar is. De kaart van Jacques de Gheijn, 1598, laat nog veel van deze open ruimtes zien. Pas in de 18e eeuw voltrekt zich een uitbreiding van de stad in zuidelijke richting, waaronder de aanleg in 1776 van de Plantage, welk park in 1826 door de architect Zocher wordt heringericht naar de trant van die tijd. De nog resterende gronden binnen de veste worden in de 19e eeuw bebouwd met arbeiderswoningen.

Met de opkomst van de branderijen, in de plaats van het aflopende haringvisserijbedrijf, rond 1650, begint een periode van welvaart en uitvoering van belangrijke openbare werken en bouwwerken, waaronder aanpassing van de Buitensluis (1767), een nieuwe sluis in de Dam (1779) waarbij de Schie zijn oorspronkelijk beloop terugkrijgt, de Korenbeurs (1786), het Proveniershuis (1759) de Lindenhof (1779), het St. Jacobs Gasthuis (1789) en de Havenkerk (1795). Tussen 1770 en 1803 worden 12 stenen windkorenmolens gebouwd, waaronder De Drie Koornbloemen, de Palmboom, de Vrijheid, de Walvisch en de Noordmolen.

De aanleg van de spoorlijn tussen Rotterdam en Den Haag in 1847, met een station voor Schiedam, geeft een aanzet voor stadsontwikkeling in oostelijke richting. Ook uitbreiding naar het westen komt op gang.

De Nieuwe Waterweg komt in 1875 gereed. In Schiedam leidt dit niet tot aanzienlijke uitbreiding van de havenfuncties maar tot vestiging van grote scheepswerven (Gusto 1905, Wilton-Fijenoord 1920) en daarmee samenhangende omvangrijke woningbouw en bevolkingstoename in het zuiden van de stad.

Het moeras- en krekengebied tussen Nieuwe Maas en Vlaardingerdijk wordt in 1908 opgehoogd met baggerspecie uit de Waalhaven, waarop rond 1914 het Sterrebos en het Volkspark worden aangelegd en in 1925 het Julianapark. In het Volkspark ontstaat het eerste volkstuinencomplex van Nederland. Gedeelten van deze groenvoorzieningen worden alweer vanaf 1916 gekapt voor industriële bestemmingen en voor woningbouw in het westelijk stadsdeel.

Enkele cijfers over aantallen huizen en bewoners kunnen een idee geven over zeven eeuwen groei van de stad en sommige stagnaties en pieken in die groei. In 1494 worden 574 "haertsteden" geteld, waarvan er in dat jaar 109 afbranden. In 1515 nog maar 470 huizen, in 1610: 1106; in 1920: 8500; in 1940: 16000. Het aantal inwoners is in 1515 naar schatting 2500; in 1610: 6000; in 1700: 7500; in 1807: 12000; in 1850: 13000; in 1895: 25000; in 1920: 40000; in 1940: 63000.

Door de aanvankelijk eenzijdige groei naar het zuiden ontwikkelt Schiedam zich niet concentrisch om zijn oorsprong, met versterking van de centrumfuncties. Ook als de stad zich in de 20e eeuw in oostelijke en westelijke richting sterk uitbreidt, houdt de ontwikkeling van het centrum daarmee geen gelijke tred. De groei van de haven en de city van Rotterdam trekt activiteiten aan die daardoor aan Schiedam voorbij gaan. Daar komt bij dat de verbindingen van de nieuwe Schiedamse wijken met Rotterdam en het station , zoals de BK-laan en de Overschiesestraat, niet door het centrum gaan maar erlangs, via de Koemarkt en de Broersvest.

Pas door uitbreidingen na de Tweede Wereldoorlog in Nieuwland en later in Schiedam-Noord, mogelijk gemaakt door toevoeging in 1941 van de gemeente Kethel en Spaland aan het Schiedamse grondgebied, wordt de centrale positie van de oude kern -althans in geografische zin- hersteld.

Deze gebiedsuitbreiding plaatst de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente in een geheel nieuw perspectief. De insluiting door krappe gemeentegrenzen wordt doorbroken en er kan en moet rekening worden gehouden met eisen van regionale en landelijke infrastructuur.

Het nog tijdens de Tweede Wereldoorlog opgestelde 'Plan van Uitbreiding in Hoofdzaak der Gemeente Schiedam' beschrijft en beredeneert dit toekomstperspectief, voornamelijk door extrapoleren van toen bestaande trends in bedrijvigheid en demografie. Toen nog niet voorziene ingrijpende veranderingen in bedrijvigheid, zoals bij de scheepsbouw, en in gemiddelde grootte van huishoudens en daarmee van woningbehoefte, hebben nadien genoodzaakt tot drastische bijstellingen van het planologisch perspectief.

M. Smit

Bronnen

> Startpagina > De Geschiedenis van Schiedam