Scyedam 90-5 / Levensherinneringen (3): De Hervormde Kerk
door J. Stout
oorspronkelijk verschenen in 'Scyedam', 16e jaargang, nr. 5, december 1990
In dit artikel hebben we die gedeelten uit de levensherinneringen van Jan Stout geselecteerd die betrekking hebben op het godsdienstig leven. Zij spelen zich grotendeels af in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. In die tijd woedde er in de Hervormde Kerk, waartoe Stout behoorde, een heftige richtingen strijd tussen diegenen die vasthielden aan de traditionele leer (de orthodoxen) en diegenen die in het licht van de ontdekkingen van de wetenschap kwamen tot een hernieuwde interpretatie van het geloof (de vrijzinnigen, in die tyd 'modernen' genoemd). Ook in Schiedam woedde de richtingenstrijd heftig.
Stout beschrijft hoe hij de vrijzinnig predikant François Haverschmidt leert kennen, toch bij orthodoxe predikanten op catechisatie gaat en uiteindelijk in de Protestantenbond, de centrale organisatie van de vrijzinnigen, terecht komt.
Zondagsschool
lk kwam op de zondagsschool in het Broersveld, in het gebouw, waarin de openbare school van den Heer Wijma was gevestigd. Dames gaven er godsdienstonderwijs, onder leiding van de Gezusters Knappert, een tweetal ontwikkelde, beschaafde en hoogstaande vrouwen uit de gegoede stand. Er werd uit de Bijbel verteld, niet al te schriftuurlijk, want het was een vrijzinnige zondagsschool. Dat hebben mijn ouders niet geweten misschien. lk denk, dat de school was aanbevolen door de naaste buren Van der Klei, die tot de moderne richting behoorden.
Het Kerstfeest werd op de zondagsschool met grote luister gevierd. In lokaal Paulus op de Korte Haven werden ook de ouders genodigd.
Op het podium stond een prachtige Kerstboom, vol lichtjes en behangen met sterren, spiegeltjes, sinaasappels, appels en geschenken voor kinderen. De kinderen zongen kerstliederen.
Ds. Haverschmidt hield een toespraak tot groten en kleinen; de kinderen zongen weer kerstliederen..... en dan kwam de grote gebeurtenis:
Ds. Haverschmidt ging de toverlantaarn vertonen! Prachtige beelden werden op het dock getoverd: taferelen uit de Bijbel, gezichten uit Palestina, reproducties van beroemde schilderstukken, geïnspireerd door de gewijde Schrift, en ten slotte, speciaal voor de jeugd, een reeks caricatures en grapjes.
Haverschmidt was in zijn element. Zoals hij de toverlantaarn vertoonde, kon een ander het niet. Hij vertelde zo boeiend, zo geestig.
Jong en oud genoten met volle teugen. Haverschmidt was een prachtmens.
Velen kennen hem alleen als Piet Paaltjes, als de schrijver van Snikjes en Grimlachjes. Anderen weten ook nog, dat hij Familie en Kennissen heeft geschreven. Oja, wel aardig! Vooral dat 'Hoe er oproer was bij ons' en het gevoelige 'Mijn Broertje'. Wij Schiedammers uit die tijd waarderen meer in hem. Voor ons is hij niet alleen de literator, maar ook de welsprekende voorganger, de kindervriend, bovenal de fljngevoelige, nobele mens. Haverschmidt kennen was Haverschmidt liefhebben.
Tot slot van den avond kwam de uitreiking van de geschenken, voor de armsten kleding, voor de overigen speelgoed of boeken.
Naast de zondagsschool kwam later de catechisatie. Bij de keuze daarvan hadden blijkbaar anderen geadviseerd. 't Werd tenminste een rechtzinnig predikant. Ds. Creutzberg. Ik zie hem nog duidelijk voor me.
Een grote, bleke man met sterk sprekend gelaat, grote neus, brede mond, zachte ogen, dun haar. Zijn zwarte kleding was sjofel.
Ds. Creutzberg was een Christen in handel en wandel, iemand, die bereid was aan anderen te geven, wat hij eigenlijk zelf nodig had.
Daarenboven iemand van mild oordeel en ruime opvatting. Ik ben lang bij hem op de catechisatie gebleven, ook nog na mijn schooljaren, de laatste tijd op de élitecatechisatie bij hem thuis, waar het zelfs geoorloofd was te roken. Hij was de aangewezen man, om mij als lidmaat op te nemen in de Nederlandse Hervormde Kerk. Het is anders gelopen, maar daarover later.
Op een ietwat vreemde manier verliet ik de zondagsschool van de Dames Knappert. Bij de oudere leerlingen werd een onderzoek ingesteld, of ze al op een catechisatie waren. Van de zondagsschool gingen ze namelijk over naar de catechisatie bij Ds. Haverschmidt.
'Ga jij
al op catechisatie?' Ja, juffrouw'.
'Bij wie?' 'Bij Dominee Creutzberg.'
'Maar dan hoor je op deze zondagsschool eigenlijk niet thuis', liet de juffrouw zich ontvallen.
Ik vertelde het gebeurde thuis, met het gevolg, dat mijn ouders mij van de zondagsschool afnamen. Ik zou er trouwens vanzelf afgegaan zijn bij het einde van de cursus. Maar nu ging ik dadelijk.
Voortaan ging ik 's Zondagsavonds naar een soort school voor grotere kinderen. In het Lokaal voorevangelisatie op de Broersvestwas n.l. 'de Zending'. Vreemde naam, als ik het zo neerschrijf, maar voor ons in die dagen heel gewoon. Er werd gecollecteerd voor de kerstening van heidenen in Indië. De heer Job Schellevis had de leiding.
Schellevis was een verdienstelijk man voor zijn richting. Hij was bereid tot allerlei werk, waarvoor de dominees geen tijd hebben of dat ze beneden hun waardigheid rekenen. En hij deed het gratis. De heer Jacob Schellevis werd op 'de Zending' bijgestaan door een staf van mannen uit het volk, die ook evangelisatie-strevingen in zichzelf gevonden hadden.
Uit een oogpunt van beschaving was ik er niet op vooruitgegaan.
De leidsters van mijn zondagsschool waren dames, Job Schellevis en zijn helpers waren geen heren. Job Schellevis sprak geen Nederlands, maar Schiedams. Vooral in het gebed deed dat wel eens pijnlijk aan, als bij 'onzen Eer en Eiland' aanriep, die aan het 'krooisout' (= kruishout) stierf. Je weet, Schiedam is de stad van 'et ondje in et okje met ooi erin.'
In andere opzichten had Schellevis voor de vereniging grote verdiensten. Hij kon goed kinderzang instuderen en leiden. Zingen was dan ook de hoofdzaak op 'de Zending'. Wij hadden ieder een bundel stichtelijke liederen, klein van formaat en niet duur, uitgegeven door het Koning Willemfonds, meen ik. Daaruit zongen we. Ik herinner me nog de verschillende liederen.
Zoiiden eenmaal wij ook komen,
waar de levensbron ontspringt?
En aan altijd groene zoomen
Christus' kerk 't Hosannah zingt?
Ja, wij zullen eenmaal komen
Aan die zilv'ren, zilv'ren stroomen,
Waar aan haar bloemrijke zoomen
Christus'kerk haar Hallel zingt.
Ik spreek nu niet over deze naïeve voorstelling van het hiernamaals.
Ik spreek over de melodie. Die was pakkend en, tweestemmig gezet, klonk ze voortreffelijk. Dit is er één uit vele. Voor de eenvoudige Christenen voldeden ze uitstekend.
In die tijd kwamen de Jubileumzangers in Europa. Welk jubileum bedoeld werd, weet ik niet, maar ze werden zo genoemd.'t Waren zwarten, negers en negerinnen uit Amerika. Ze zongen een bijzonder genre van liederen, liederen van Moody en Sankey. Eenvoudige motieven, dikwijls herhaald. Daaraan beantwoordende tekst, veelal één of twee regels, telkens terugkomend. Alles streng godsdienstig, orthodox vroom.
De tocht door ons land werd een zegetocht, kerken en concertzalen uitverkocht. Het exotische en het propagandistische, het sentimentele en het vrome, het zangerige en het simplistische hadden grote aantrekking op de schare der gelovigen. Maar de negerzangers vormden een prachtig koor. Ze waren goed geoefend, zongen met stem en temperament en met dat prachtige donkere negertimbre, dat getuigt van eeuwenlange verdrukking en lijden.
De liederen werden, vertaald, na het vertrek der zangers overal gezongen. Wij studeerden ze onder leiding van den heer Schellevis ook in.
En zo heeft ook 'de Zending', wel in hoofdzaak door de zang, tot mijn opvoeding bijgedragen.
Ik sprak al over mijn dominee, Ds. Creutzberg, Mijn dominee, ik zei het reeds, was een goed mens, misschien de hoogste lof, die men iemand geven kan. Als kanselredenaar was hij waarschijnlijk wel heel gewoon. Hij trok althans geen bijzonder volle kerken. Oorspronkelijkheid kenmerkte hem al evenmin. Die werd trouwens niet door de orthodoxie begeerd.
Zuiverheid in de leer was het ene nodige. In de Bijbel en de Catechismus ofte Onderwijsinge in de Christelicke Leere vind je alles voor je prediking. Houd je daaraan en het is goed. Zo was hem ingeprent. Zijn theologie verklaarde alles.
Hij kon ons precies vertellen, welke vier soorten van Engelen er waren en welke werkzaamheden zij hadden te verrichten. Hij wist van de zonde tegen de Heilige Geest.
Mijn dominee was niet sterk, misschien leed hij wel aan een kwaal, die hem geleidelijk uitputte. Onverwacht kwam het bericht: 'Dominee Creutzberg is overleden.'
Ik weet dat het bericht mij aangreep. 't Is zaterdagmiddag. Om één uur heb ik les. Ik ben laat, moet stevig doorstappen om niet te laat te zijn.
Mijn weg voert langs de Singel, om de Algemeene Begraafplaats heen, langs de molen 'de Washington' naar de school van de heer Sander aan de Broersvest. 't Is druk op het kerkhof. Wat een mensen. Ze staan dicht opeengehoopt met ontblote hoofd.
Wie zou daar weer in de groeve zijn neergelaten? Een bekende persoon natuurlijk, aan de grafbezoekers te zien een volksman, want een deftig publiek met hoge hoeden is het niet. Ik hoor de stem van een spreker. Dan stijgt psalmgezang omhoog. Met ontzetting bedenk ik: 'Dominee Creutzberg wordt begraven! Ik blijf staan. Mijn lippen trillen. Mijn ogen vullen zich met tranen. In gespannen aandacht luister ik naar het zingen.
Plotseling dringt het tot mij door .... de les! Ik kijk op de klok van de toren van de Katholieke kerk aan de Singel .... vijf minuten over éénen! Ik hol weg. Overhoopt kom ik binnen. De les is al begonnen ...
Het leven gaat voort De catechisanten van ds. Creutzberg werden over de andere orthodoxe predikanten verdeeld.
Mijn vriend Woensdregt en ik kwamen bij dominee Montijn. Een élite-klasse hield die er niet op na. Wij werden ingelijfd bij werkjongens en dienstmeisjes - o, helemaal geen onbehoorlijke, - maar in die kring waren wij de intellectuelen, en wat erger is, de zelfstandig oordelenden, bijwijlen de sceptici.
De Confessionelen, zij die vasthielden aan het belijdende karakter der kerk, zoals dit door de Synode was vastgesteld, vonden vooral steun bij de volksklasse. Het volk had behoefte aan houvast, dat het vond in een Bijbel, waarvan geen tittel of jota mocht wegvallen. En daar in de kerk het algemeen stemrecht voor mannen gold, hadden de Confessioneelen gelegenheid Kerkeraad en Kiescollege om te zetten in rechtzinnigen geest en orthodoxe predikanten te doen beroepen. In Schiedam was dat proces al aardig gevorderd. De oudste predikant in dienstjaren, Ds. F. Haverschmidt, was nog modern, de vier later beroepenen Ds. de Wilde, Ds. Creutzberg, Ds. Montijn en Ds. Westrik waren orthodox. Dank zij het stembiljet zou bij vacature ook de laatste predikantsplaats op de modernen veroverd worden. Dan waren de vrijzinnig Hervormden van elke predikatie in de kerk verstoten? Ja, en dat kwam er ook niet op aan. Die dwaalleer moest de kop worden ingedrukt. Behoefden de modernen dan ook geen kerkelijke belasting meer te betalen? Ja, dat wel. Desnoods invordering bij rechterlijk bevel. Stel je voor, dat de meer gegoeden niet meer zouden betalen! Neen, zij betalen en de ongeletterden op het gestoelte der ere!
Stemmen
Dat stemmen van de gelovigen was een paskwil. Maar goed, de drijvers bereikten hun doel ermee. Tegen verkiezingstijd verscheen de dokter bij ons aan huis. Was er dan een zieke?
Welneen, maar dat behoefde de buitenwacht niet te weten. Een dokter kan toch wel geroepen zijn? Hij woonde op de Broersvest. P. la Verge, genees-, heel- en verloskundige stond er op een grote deurplaat. Boze tongen zeiden, dat hij eigenlijk maar weinig bevoegdheid had. Maar patienten had hij veel, bij de smalle gemeente, allemaal buspatienten. Je busgeld, zoveel centen per week, werd trouw opgehaald. Waarom zou je de dokter niet laten komen? Dus voor alle wissewasjes en niemendalletjes werd de dokter gerequireerd. Zo'n dokter kwam nu letterlijk bij iedereen. Kun Je een beter propagandist voor de kerkelijke verkiezing bedenken?
Je hebt je stembiljet zeker al ontvangen, Stout?' vroeg hij zalvend.
'Ja, dokter'.
'Zal ik het maar weer meenemen?'
Goed, dokter''
Na enige dagen kwam de tweede visite van de geneeskundige. Hij bracht het stembiljet terug, ingevuld met de namen van de kandidaten van 'Evangelie en Belijdenis'.
'Denk erom, Stout. Donderdag a.s. Niet vergeten, hoor!'
En zo werd het kiescollege omgezet. Leve het algemeen stemrecht.
Ontstaan van gebouw 'Paulus'.
Voorlopig was er nog één moderne kerkbeurt op de vijf predikbeurten. Voor die ene beurt was een afzonderlijk kerkgebouw voor de orthodoxen noodzakelijk. Stel je voor. dat gewoonte-kerkgangers bij Ds. Haverschmidt belandden! Dus een Lokaal voor Evangelisatie gesticht, om zo'n ramp te verhoeden, op de Broersvest. Het was ook zeer geschikt voor Zondagschool, voor jongelingsvereniging, voor het zendingswerk van Job Schellevis en de Christelijke Zangvereniging.
De Vrijzinnigen, de kerk uitgedreven, stichtten het gebouw 'Paulus', op de Korte Haven. Daar organiseerde de Protestantenbond vrijzinnig-godsdienstige bijeenkomsten.
Predikanten overal vandaan, Doopsgezind, Remonstrant, Vrijzinnig Hervormd of Vrijzinnig Luthers, vervulden de predikbeurten.
Als Ds. Haverschmidt er preekte. was het er stampvol. Maar als hij in de Grote Kerk zijn beurt had, lieten zijn aanhangers hem in den steek. Neen, in de Grote Kerk kwamen ze niet! Hol en leeg bleef het er dus. Zo kan iemand een geliefd prediker, een beminnelijke mens zijn voor velen, en toch verlaten en eenzaam zich gevoelen op de kansel. Ds. Haverschmidt leed eronder. Hij is de dichter van het gevoelige:
'Daar waren eens drie studentjes,
Drie vrienden in lust en in nood,-
Ze sprongen zoo moedig de wereld in
En de wereld - trapte ze dood!'
Het schrijnende wee van het leven, - door hem wel in sterke mate ondervonden.
Catechisatie
En nu keer ik terug van de dwalingen mijns weegs naar de catechisatie van Dominee Montijn. Ik denk, dat hij niet erg gesteld was op die twee aanstaande openbare onderwijzers.
Wat kwamen die twee neutralen, die afkerigen van alle godsdienst, bij hem, Dominee Montijn, doen? Hij moest ze in de gaten houden.
Omgekeerd, waren wij evenmin met den ruil ingenomen. Heb je ook weleens een geliefd leraar zien heengaan?
En stond je toen niet met een zeker wantrouwen tegenover zijn opvolger? Zo was het met ons. Dominee Creutzberg was niet te vervangen. Hij was predikant uit roeping.
Hij voelde zich een geroepene. Hij gaf zich met de volle inzet van zijn persoon. Dominee Montijn was predikant van beroep. Hij had even goed tandarts kunnen zijn, of meester in de rechten, of handelaar in hout. Hij zou het even goed gedaan hebben. Hij was een vlot kanselredenaar. Maar de woordenstroom greep me niet. Het was knap, maar ik zocht naar de ziel. Alleen de ziel vindt de ziel.
Op de catechisatie had hij goede orde. Niemand had wat in te brengen bij hem. Een streng onderwijzer kon het hem niet verbeteren. Maar ik miste dat 'ick en weet niet wat', waarvan de grondtoon liefde is.
Hij behandelde den Catechismus, naar aanleiding van een vragenboekje: 'Kort Begrip der Christelijke Religie'.
Waren wij ten opzichte van verschillende punten der belijdenis al ongelovig. Neen, dat niet bepaald. Maar aan de twijfel gaat vooraf de
vatbaarheid voor de twijfel. En die zat in de lucht. Die was geboren uit de tijdsrijpheid, zonder welke de sterkste geluiden zich oplossen in de ijle lucht, doordat alle gelijkgestemdheid ontbreekt. Ik moet het nu nog eens even hebben over die Martinus Woensdregt, mijn mede-catechisant. Dat was een eigenaardig type. Een scherp intellect, dat de twistvragen opzocht. In die dagen publiceerde de Tijdspiegel in elke aflevering artikelen over vergelijkende Bijbelstudie. Er werd gezocht naar tegenstrijdigheden, naar beschrijvingen en getallenopgaven, die elkaar tegenspraken, die niet beide waar konden zijn, óf de ene óf de andere óf geen van beide. De bedoeling was de feilbaarbeid aan te tonen van de Bijbelboeken, als mensenwerk. Het geopenbaarde Woord Gods kon immers geen fouten, geen onwaarheden bevatten. Die artikelen werden door Martinus Woensdregt vlijtig bestudeerd en op onze zondagavondwandelingen discussieerden wij erover. Het voorvaderlijk geloof aan de onfeilbaarheid der Heilige Schrift begon te wankelen, om spoedig daarna te bezwijken.
Martinus Woensdregt en ik gingen dus trouw ter catechisatie bij Dominee Montijn in de consistoriekamer van de Gasthuiskerk aan de Hoogstraat. We beaamden niet alles, maar we zwegen. En zo naderde de tijd, dat wij aangenomen zouden worden als lidmaat van de Nederlandse Hervormde Gemeente.
Het programma voor de plechtigheid werd vlijtig ingestudeerd. Niets mocht aan het toeval overgelaten worden.
De dominee zou vragen doen uit de Bijbelse Geschiedenis; de Tien Geboden moesten worden opgezegd, het Onze Vader, de Twaalf Artikelen des Geloofs; de Kerkhervorming zou op het tapijt komen. Hiermee bedoel ik niet het tapijt, dat de Domineesvrouw als geschenk had gevraagd van de dankbare catechisanten. Dat alles moest in scéne gezet worden. leder kreeg zijn rol, de ene een hoofdrol, de andere als minder begaafde een ondergeschikte rol, terwijl ook de figuranten niet ontbraken. Wij intellectuelen moesten de Hervormers ten tonele voeren, minder om het wetenschappelijke van die rollen, dan wel om ons geloof niet op de proef te stellen. Je kunt nooit weten!
Het aannemen verliep vlot. De bijzittende ouderling deed afstand van zijn recht, persoonlijk vragen aan de aannemelingen te stellen. Hij verklaarde zich zeer tevreden, begunstigde ons met een zalvende toespraak, waarna de dominee het slotwoord sprak.
De zondag erop was de Bevestiging in de stampvolle Grote Kerk. Eerst de gewone dienst. Daarna moesten wij opstaan. Eerst kregen we een speciale toespraak. Daarna kwamen de vragen:
Gelooft gij van harte de leer, die gij beleden hebt? (Neen, fluisterde een stem van binnen.)
Zijt gij voornemens bij deze leer door Gods genade te blijven@?
(Neen, fluisterde dezelfde stem.)
De zonde te verzaken? En een Christelijk leven te leiden? (Als ik het kan, graag! luidde het antwoord van binnen.)
Wilt gij U onderwerpen aan het kerkelijk opzicht, en ingeval gij U mocht misdragen, aan de kerkelijke tucht?
(In géén geval, zei de stem)
Wat is hierop Uw antwoord?
Allen bogen ten teken van toestemming het hoofd. Ik voelde de blik van de predikant op mij gevestigd. Ook ik boog het hoofd.
Dat was een leugen, die God mij moge vergeven.
Ik was al niet rechtzinnig meer, maar terwille van mijn ouders, wie ik mijn afval wou besparen, liet ik mij orthodox bevestigen.
Waren mijn ouders dan zó orthodox? Volstrekt niet. Het waren in kerkelijk opzicht vrome, eenvoudige zielen. Zij kwamen niet tot twijfel, omdat ze niet tot nadenken kwamen. Zó was het hun geleerd, en zó zou het wel zijn.
Kerkgang
's Zondagsmorgens ging ik vrij trouw naar de kerk.
Vreemd, dat ik de enige in het gezin was, die het kerkgaan in ere hield. Natuurlijk ging ik niet, als Ds. Haverschmidt preekte. Dat was een godloochenaar, hadden ze Vader in het oor geblazen. Neen, naar die ging ik niet! Wèl naar dominee Creutzberg, mijn lijfpredikant; naar dominee De Wilde, de dikke dominee, die de woorden dik uitsprak, naar dominee Montijn. meergenoemd, die met eentonig handgebaar zijn eentonige woordenkraam begeleidde; naar Ds. Westrik, het type der gepassioneerden, secundair functionerend. Iemand functioneert secundair, als hij veel nawerking heeft van zijn aandoeningen. Dat hád Ds. Westrik.
Zóveel nawerking, dat hij er op de preekstoel niet over zwijgen kon. Ik vertel er hier een staaltje van. Alvorens zijn preek te beginnen, moest hij op een keer opbiechten, wat hem was overkomen. Hij kon er niet aan denken, zonder opnieuw zijn diepe gegriefdheid te voelen. Hij had toevallig gelopen achter H.B.S.- scholieren op weg naar school. Hij was er toevallig achter blijven lopen. Hij had toevallig hun gesprek afgeluisterd.
Waarover nu spraken die knapen? Over de Bijbel, over het Oude Testament, over David en zijn zoon Absalom, - Absalom, die met zijn haren aan de tak van een eik was blijven hangen en stierf, zwevende tussen hemel en aarde. En David, dit vernemend, weende bitter. De vlegels hadden geschaterd van de lach over die 'bitter' wenende David. En Zijn Eerwaarde had zich geërgerd en was naar den Directeur gelopen. Maar die had zijn schouders opgehaald en gezegd. 'Och zulke jongens zeggen weleens meer dwaasheden. Men moet het ze maar niet al te kwalijk nemen!' Zo sprak een directeur over dergelijke schanddaden. Het was toch wél ver gekomen met de opvoeding aan openbare onderwijsinrichtingen. 'Ik kan niet nalaten van deze plaats er mijn diepe verontwaardiging over uit te spreken!' Aldus Ds. Westrik.
En toen begon hij zijn preek.
Een enkele maal ging Vader mee naar de kerk. Dan zaten we op de hoogste rang houten banken, vrije plaatsen. Als je daar bij ongelukje bijbeltje liet vallen, - en dat gleed heel gemakkelijk van het smalle houten richeltje - dan moest je tussen latten en planken equilibrerende vier meter ongeveer afzakken om de zerken vloer te bereiken. Maar in de regel geloofde Vader het wel, zonder het uit dominee's mond te horen. En daarin had hij groot gelijk, zes dagen hard werken en dan je enige vrije dag voor de helft in de kerk doorbrengen, dat is dwaasheid. Dat motief werd echter niet gebruikt. 'Ik zit toch maar te hoesten en dan hinder ik anderen'.
Zo ging ik dus meestal alleen, want geen van mijn broers voelde wat voor naar de kerk gaan. Dán wilde ik echter niet zitten op die verheven armeluisplaatsen. 't Is toch eigenlijk bespottelijk, dat in de Christelijke kerk, waar wij zo overtuigd kunnen zingen: 'Zijn wij als broed'ren één', de schotjes van het standsverschil zo'n gewichtige plaats innemen. Ik bleef liever staan. Maar wáár te gaan staan? De bankenrijen rondom het middenvak, dat voor de vrouwen bestemd was, waren door paden gescheiden, die naar het middenvak toe smaller werden. In één van die paden ging ik staan, maar daar stond ik in den weg. De kerkeknecht Van Gerven (in zo'n kleine stad ken je iedereen) deed een deur van een bank voor me open.
Daar zat ik nu. Op een goede plaats, dat was niet tegen te spreken, maar...... die plaats kostte geld. En dat was de bedoeling niet. Mijn kwekelingen-financiën gedoogden geen uitgaven voor een plaats in de kerk. Toch stopte ik Van Gerven bij het uitgaan van den dienst een dubbeltje in de hand. Voortaan werd dat een vaste belasting. Ik kwam steeds door dezelfde deur binnen, nestelde mij in hetzelfde hoekje, kreeg door Van Gerven een plaats aangewezen. Ik kwam in een goed blaadje te staan bij de dienaar van de kerk. Van een goede plaats klom ik op tot een uitverkoren plaats. Tegenover het orgel, links van het pad, waar ik steeds mijn toevlucht zocht, stonden enige hoge banken, met houtsnijwerk overladen, breed en belegd met zware groene kussens. Oudtijds zetelden daar de patriciërs, maar die kwamen sinds lang niet meer ter kerke. Aan die zijde opende in het vervolg Van Gerven een deur voor mij, een onderscheiding, die ik wel mocht waarderen.
Ik geloof, dat de preek meestal weinig indruk op mij maakte. Wèl het gebed, die stille afzondering met den Almachtige. Maar sterker werkte steeds het gemeenschappelijk gezang. Ik zong zo graag.
En dan was er nog het orgel na de dienst. Als de kerk uitging, kwam Textor in actie. Textor was de organist. Hij kon prachtig volle klanken ontlokken aan het grote, in rijkdom van goud en zilver blinkende orgel, met de gouden Faam, die de bazuin steekt er bovenop. Was ik aan de Marktzijde binnengekomen, aan de Nieuwstraat verliet ik de kerk, want daar was het orgel. Zo lang mogelijk bleef ik onder het orgel staan luisteren. tot de man, die de deur sluiten moest, mij naar buiten keek. Maar dan zweeg ook het orgel.
Als ik op een gewone dag in de week Textor op de straat zag lopen, met zijn robuste figuur, zijn zwarte krullebol en zijn zwarte knevel, type van een Italiaan, dan kon ik het mij moeilijk waar maken, dat dát nu die kunstenaar was, die zulke heerlijke tonen door het kerkgewelf deed daveren.
Protenstantenbond
Verder in zijn memoires vertelt J Stout hoe hij bij de Protenstantenbond kwam.Wél wil ik nog nader ingaan op mijn kerkbezoek. Ik heb altijd behoefte gehad aan religie. Mijn geloofsvoorstellingen wijzigden zich onder de invloed van het Modernisme. Mijn geloofsverzekerdheden namen af, maar de drang om mijn leven te zien onder hoger licht bleef. Waar vond ik daarvoor de gelegenheid? In de Grote Kerk steeds minder. De Orthodoxie had geen vat meer op me.
Eens zei ik dit in het bijzijn van J. van den Hout, het hoofd der school, waar ik les gat' 'Kom bij ons! 'nodigde hij. 'Aanstaande zondag half elf hebben we een heel goeie. Die zal je wel bevallen.'
Bij ons, dat was in lokaal Paulus aan de Korte Haven, waar de Protestantenbond zijn godsdienstoefeningen hield.
Ds. Haverschmidt was hun predikant voor de catechisaties.
Hij preekte er ook wel en was dan op z'n best. Maar meestal kwam er een predikant van buiten, Remonstrants, Doopsgezind, Vrijzinnig Luthers of Vrijzinnig Hervonnd. Ik kon al niet anders doen, dan de uitnodiging aannemen.
Dus zorgde ik ervoor tijdig in Lokaal Paulus te zijn.
Wat onwennig stond ik achterin de zaal, de plaats voor wie geen stoel in huur had. Het liep vol. Meer en meer werden de stoelen bezet. De rij wachtenden groeide aan bij de minuut. Ik vreesde al, te moeten blijven staan. Geen aangenaam vooruitzicht. Klokke half elf konden de nog ledige stoelen worden ingenomen. Een stormloop van de wachtenden, die het sein kenden. Ik viste achter het net. Daar kwam de heer van der Hout, die in functie was, op mij toe. Hij nam mij mee naar voren en wist nog een onbezette stoel te ontdekken. Ik offerde mijn dubbeltje en nam plaats. Het serafine-orgel op de galerij, bespeeld door Mevrouw Feitzer, zond zijn gewijde, wat ijle klanken door de ruimte. Neen,'t was de wijdingsvolle Grote Kerk niet, met de zware zuilen, de Gotische gewelven, de massieve hoge bruine banken; de gebeeldhouwde kansel en het massale rijkvergulde orgel, waarbovenop de Faam met de bazuin als het ware de klanken de kerk inzond.'t Was een simpel verenigingslokaal met rijen stoelen en een podium, waarop een katheder.
't Leek een ontnuchtering te zullen worden. Maar het werd heel anders! De Dominee werd binnengeleid en nam zijn plaats in achter de katheder. Het orgeltje zweeg. Onder plechtige stilte opende de predikant de dienst met het uitspreken van het votum. Dit was het begin van een voor mij zeer indrukwekkende godsdienstoefening. Een groot redenaar, die improviseert; een preek met opbouwende strekking, zonder wondergeloof en de orthodoxe visie op Christus., de mooie, pittige, tot daden prikkelende liederen uit den bundel van de Protestantenbond; een beschaafd kerkpubliek, dat goed zingt. Voortaan wist ik, waar mijn plaats was: niet in de Grote Kerk, maar in de Protestantenbond.